Kinderen met een agammaglobulinemie hebben geen B-cellen. Dit heeft tot gevolg dat er geen antistoffen (immuunglobulinen) gemaakt kunnen worden. De afwezigheid van antistoffen leidt tot een verhoogd risico op infecties, met name luchtweginfecties veroorzaakt door bacteriën.
Agammaglobulinemie is een aangeboren afweerstoornis. De oorzaak is vrijwel altijd op een foutje in een gen (stukje erfelijk materiaal) gebaseerd, waardoor de uitrijping van de B-cel niet volledig plaatsvindt. De meeste bekende gen afwijking ligt op het X-chromosoom. Men spreekt dan van XLA (X-Linked Agammaglobulinemie). Ook wel ziekte van Bruton genoemd, of Bruton's agammaglobulinemie. Dr. Bruton was in 1952 namelijk de eerste kinderarts die deze afweerstoornis beschreef.
Agammaglobulinemie is een zeer zeldzame aandoening en komt bij 1 op 200.000 kinderen voor. In ongeveer 85% van de gevallen gaat het om een XLA, en deze vorm van agammaglobulinemie komt alleen bij jongens voor.
De klachten van reciverende luchtweginfecties zoals oorontstekingen, keelontstekingen, longontstekingen, ontstaan vanaf de leeftijd van 6 maanden. Na de geboorte heeft een baby nog IgG van de moeder in het bloed waardoor je als baby beschermd bent tegen infecties.
De luchtweginfecties worden met name veroorzaakt door gekapselde bacteriën, de Streptococcus pneumoniae en de Haemophilus influenzae. Ook kunnen huidinfecties van de huid of het maagdarmkanaal (buikgriep: braken en diarree) optreden. Met name enterovirussen en de parasiet Giardia lamblia, zijn veroorzakers van braken en diarree.
Als eerste wordt vaak opgemerkt dat er in het bloed geen antistoffen aantoonbaar zijn. Zowel het IgG, als ook de IgM en IgA zijn afwezig. In 2e instantie worden dan de lymfocyten, een onderdeel van de witte bloedcellen, in detail in het laboratorium bestudeerd. Bij agammaglobulinemie ontbreken de B-cellen totaal of bijna helemaal in het bloed. Bij het lichamelijk onderzoek wat door de dokter is uitgevoerd, kan al een verdenking bestaan op een agammaglobulinemie. Dit op basis van het ontbreken van lymfeklieren en keelamandelen. De B-cellen zitten in grote aantallen in lymfeklieren en keelamandelen en als de B-cellen afwezig zijn, zijn deze organen heel klein en nauwelijks te zien of te voelen. Vaak is het ook nodig om een beenmergpunctie (dit gebeurt onder narcose) te verrichten. In het beenmerg vindt de uitrijping van de B-cellen plaats en deze uitrijping kan in detail bestudeerd worden in het laboratorium. Een definitieve diagnose wordt gesteld door het aantonen van een foutje in een gen dat betrokken is bij de B-cel uitrijping. Bij de meest voorkomende vorm, XLA, gaat het dan om een foutje in het BTK-gen.
De ziekte is niet te genezen, maar gelukkig is het mogelijk om de ontbrekende antistoffen gedeeltelijk toe te dienen door middel van een infuus. Deze antistoffen zijn afkomstig uit het bloed van gezonde donoren. Hierbij worden alleen de IgG antistoffen geïsoleerd en bewerkt zodat deze als infuus gegeven kunnen worden aan patiënten die zelf geen IgG kunnen maken. De toediening met het infuus kan op twee manieren. Het kan met een infuus rechtreeks in het bloedvat (intraveneus). Dit vindt dan gemiddeld 1 keer per 3 weken plaats. Het kan ook in het onderhuids vet (subcutaan) en dit moet dan elke week gegeven worden omdat via deze manier een lagere hoeveelheid per keer gegeven kan worden. Deze behandelingen worden in het ziekenhuis opgestart, maar als dit goed gaat, kan de behandeling verder thuis plaatsvinden.
Naast substitutie met immuunglobulinen (toedienen van antistoffen) is het vaak nodig om preventief onderhoudsantibiotica (profylaxe) te geven, dus elke dag een lage dosis antibiotica. Dit heeft te maken met het feit dat ook op de slijmvliezen, waar vaak de infectie begint, geen antistoffen aanwezig zijn, en de toegediende immuunglobulinen daar ook niet goed komen. Tegelijkertijd moet bij tekenen van infectie, dus bij koorts of ziekte, op tijd een arts ingeschakeld worden om een juiste behandeling te starten.
Op dit moment wordt onderzocht of gentherapie een oplossing is om agammaglobulinemie te behandelen en te genezen. Hierbij wordt een goed BTK-gen geprobeerd in de cellen te brengen, zodat de B-cel verder kan uitrijpen en antistoffen kan gaan maken. Echter, hier is nog veel onderzoek in het laboratorium voor nodig voordat dit aan patiënten als behandeling aangeboden kan worden.
Agammaglobulinemie is niet te genezen. Door behandeling met immuunglobulinen en antibiotica worden infecties voorkomen en neemt de kans op schade door infecties af. De behandeling met infusen zal wel levenslang plaats moeten vinden. Gelukkig is het nu mogelijk om deze infusen thuis te laten plaatsvinden. Kinderen met agammaglobulinemie zijn niet beperkt in hun activiteiten en kunnen een normaal leven lijden. Wel bestaan soms meer moeheidsklachten en buikpijnklachten dan bij gezonde kinderen. Ook moeten kinderen met agammaglobulinemie regelmatig naar het ziekenhuis voor controles.
Als er sprake is van XLA, waarbij het foutje op het X-chromosoom zit, kan de ziekte bij meerdere jongens in een familie voorkomen, of bij meerdere broers in één gezin. In dit geval is dan de moeder draagster van de ziekte XLA, dat wil zeggen dat de moeder één gezond X-chromosoom heeft en één X-chromosoom met een foutje in het BTK-gen. Omdat jongens van hun vader het Y-chromosoom erven (vaders hebben één Y-chromosoom en één X-chromosoom), kan de ziekte XLA ontstaan in jongens geboren uit moeders die draagster zijn. Deze kans is dan 50%. Als je draagster bent als vrouw, ben je zelf niet ziek. De moeder kan het ook aan haar dochters geven, deze zijn dan in 50% van de gevallen ook drager.
Van de andere vormen van agammaglobulinemie die tot op heden bekend zijn, is bekend dat ze niet op het X-chromosoom liggen. In dat geval zijn meisjes even vaak aangedaan dan jongens.