Kinderinfectieziekten & immunologie

Terug

 

Hiv / aids

 

Wat is hiv?

Hiv is de afkorting van humaan immuundeficiëntie virus. Humaan betekent menselijk en immuundeficiëntie betekent dat de afweer, het immuunsysteem, wordt aangetast.

Hiv is dus een virus dat de afweer bij mensen verzwakt. Je afweer is dan niet meer in staat om bepaalde ziekteverwekkers goed te bestrijden met als gevolg dat je infecties kan krijgen, die je normaal gesproken niet zou krijgen.

Tijdens een virus infectie worden antistoffen gemaakt om je lichaam te beschermen. Die antistoffen blijven meestal levenslang in je bloed aanwezig. Bloedonderzoek kan de aanwezigheid aantonen van antistoffen, die aangeven dat een infectie heeft plaatsgevonden. Bij de meeste virussen, zoals het griepvirus, overwint je afweer de infectie, bij hiv is dat niet het geval. De specifiek antistoffen die het afweersysteem maakt tegen hiv kunnen het virus jarenlang onderdrukken, maar niet uitschakelen. Hiv, dat ook wel het aids-virus wordt genoemd, blijft dus levenslang in je lichaam aanwezig.

 

Hiv kan niet elke willekeurige cel infecteren, maar moet zich aan een cel kunnen binden door een receptor. Een dergelijke receptor, een soort "poortje" om de cel binnen te dringen, komt voor op bepaalde witte bloedcellen, de CD4 positieve T-cellen. Deze cellen zijn zeer belangrijk voor onze afweer.

 

Als je hiv-positief bent, betekent dat niet dat je ook aids hebt. De afkorting aids staat voor Acquired (Verworven) Immuno Deficiency Sydrome (Immuundeficiëntie of Afweerstoornis). Van aids is sprake wanneer door de hiv-infectie het afweersysteem tekortschiet, waardoor patiënten bepaalde "normale" infectieziekten en/of opportunistische infectieziekten (infecties die normaal gesproken bij gezonde mensen niet voorkomen) niet zelf meer kunnen onderdrukken.

 

Wat is de oorzaak van hiv?

Kinderen die hiv-positief zijn, zijn dit meestal vanaf hun geboorte. Hiv kan van moeder op kind overgedragen worden tijdens de zwangerschap, tijdens de bevalling of via de borstvoeding. Door een actiever testbeleid onder zwangeren (vanaf 2004 mogen alle zwangere vrouwen zich laten testen op hiv) en de introductie van profylactische (om besmetting te voorkomen) behandeling van zwangeren is de verticale transmissie (overdracht van moeder naar kind) afgenomen tot minder dan 1% in de Westerse wereld.

 

Andere oorzaken van hiv-infectie zijn:

Gebruik van bloedproducten van een besmet persoon.

Onveilig sexueel contact.

Gebruik van oude/gebruikte injectienaalden bij drugsgebruik.

 

Hoe vaak komt hiv voor en bij wie?

In 2015 waren er in Nederland ongeveer 23.000 hiv-positieve patiënten, waaronder 206 kinderen en jongeren onder de 18 jaar.

 

Wat zijn de symptomen van hiv?

Direct nadat je een hiv-infectie hebt opgelopen weet je afweer nog niet hoe het moet reageren. Deze fase wordt ook wel acute of primaire infectie genoemd. Hiv kan dan je afweer aantasten zonder dat je afweer hier iets tegen doet. Je afweer heeft tijd nodig om dat te leren. De gevolgen zijn dat je afweer snel wordt verzwakt en dat je ziek kunt worden. De belangrijkste symptomen zijn dan griepachtige verschijnselen en opgezette lymfeklieren. De een heeft direct na het oplopen van hiv ernstige ziekteverschijnselen; de ander merkt er nauwelijks wat of soms helemaal niets van. Na de acute of primaire hiv-infectie heeft je afweer geleerd om hiv gedeeltelijk te onderdrukken. De geïnfecteerde cellen, die CD4 positieve T-cellen waar we het eerder over hadden, worden door je afweer opgeruimd en er worden antistoffen aangemaakt, deze moeten voorkomen dat hiv weer meer cellen gaat infecteren. Je afweer herstelt zich, ziekteverschijnselen verdwijnen en je gaat je beter voelen.

Toch is hiv uiteindelijk sterker dan je afweer. Het gevolg is dat je afweer na verloop van tijd toch weer zwakker wordt. Je wordt dan gevoeliger voor allerlei infecties. Ook dit proces verschilt van persoon tot persoon. De een voelt zich vele jaren na het oplopen van hiv nog steeds heel gezond; de ander wordt vrij snel ziek. Bij zuigelingen merken we dat ze hiv hebben als ze opgenomen met een ernstig verlopende longontsteking, diarree of een groei- en ontwikkelingsachterstand. Een tweede groep kinderen vertoont pas ziekteverschijnselen na het eerste levensjaar of in de kleuterleeftijd. Veel voorkomende beelden zijn lymfeklierzwellingen, steeds terugkerende bacteriële luchtweginfecties, of aanhoudende schimmelinfecties.

Het kan ook voorkomen dat iemand, zonder dat hij of zij het weet, jarenlang hiv-geïnfecteerd is, zelfs tien jaar of langer, voordat zich aids ontwikkelt. Tot het moment dat er sprake is van aids, voelen veel geïnfecteerden zich goed.

 

Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste eerste klachten en ziekteverschijnselen die je al snel kunt krijgen als je hiv-positief bent. Het verschilt van persoon tot persoon óf en wannéér je klachten en ziekteverschijnselen krijgt.

De belangrijkste klachten en ziekteverschijnselen zijn:

-  (extreem) gevoel van de moeheid

-  aanhoudend gewichtsverlies

-  aanhoudende koorts (hoger dan 38º C)

-  hevig nachtzweten

-  aanhoudende diarree

-  opgezette lymfeklieren, onder andere in de hals, oksels en liezen

-  ernstige tandvleesontstekingen

-  Candida infecties: ontstekingen door een gist, meestal in de mond, keel of vagina, te herkennen aan een witte uitslag

-  huidproblemen: droge, schilferende huid, eczeem enzovoorts

-  (terugkerende) anale en vaginale wratten

-  regelmatig terugkerende vaginale infecties

-  gordelroos: blaasjes gevuld met vocht, gepaard met zenuwpijnen

Een hiv-infectie verloopt bij kinderen over het algemeen sneller en heftiger dan bij volwassenen.

 

Hoe wordt de diagnose Hiv gesteld?

Een betrekkelijk eenvoudig, nauwkeurig bloedonderzoek waarbij antistoffen tegen hiv worden aangetoond (de ELISA-test), is de meest gebruikte test om een hiv-infectie aan te tonen. Het komt voor dat in de eerste 1 of 2 maanden na de primaire hiv-infectie deze antistoffen nog niet aangetoond kunnen worden, omdat het lichaam die tijd nodig heeft om antistoffen tegen het virus te maken.

Een andere test die we vaak gebruiken wordt het meten van â€˜virale load’ genoemd. Hiermee meten we het aantal virusdeeltjes in het bloed. In de eerste paar maanden na infectie zijn een groot aantal virusdeeltjes in het bloed. Deze ‘virale load’ is te meten met behulp van moleculaire technieken (de PCR) en wordt uitgedrukt in aantal virusdeeltjes per milliliter bloed.

Het is belangrijk dat een hiv-infectie zo vroeg mogelijk wordt opgespoord, met het oog op vroegtijdige therapie en profylaxe (voorkomen van infecties door de verminderde afweer).

 

Hoe worden kinderen met het hiv behandeld?

Alle kinderen met hiv in Nederland worden behandeld. Om die reden wordt weinig tot geen ontwikkeling naar aids gezien bij de kinderen in Nederland. Kinderen beginnen altijd met cART: combinatie Anti Retrovirale Therapie. De behandeling van hiv, de combinatietherapie, bestaat uit het meestal één- of tweemaal per dag, op vaste tijdstippen, slikken van meerdere medicijnen. Dit kan in drankvorm of in tabletvorm. Als er maar één hiv-remmer gebruikt zou worden, of wanneer er te weinig medicijn in het bloed is, zou het virus de hiv-remmer al snel te slim af zijn. Dat komt omdat hiv een virus is dat zichzelf slordig kopieert (vermenigvuldigt). Tussen de vele slordige kopieën zit soms een virusvariant die de hiv-remmer te slim af is. De hiv-remmer verliest dan zijn greep op het virus. Het virus vermenigvuldigt zich daarna alsof er geen hiv-remmer gebruikt wordt. Deze eigenschap van hiv heet resistentie. Door meer hiv-remmers tegelijkertijd te gebruiken, ontstaat die resistentie minder gemakkelijk. De aanmaak van nieuw hiv wordt krachtiger geremd en het wordt voor het virus moeilijker om aan de greep van al die hiv-remmers te ontkomen. Met een combinatie van middelen kan hiv vaak sterk en langdurig worden bestreden. De behandeling werkt bij veel hiv-positieve kinderen heel goed. Het effect verschilt echter van kind tot kind: velen slikken jarenlang moeiteloos en zonder bijwerkingen hun pillen. Anderen krijgen op kortere of langere termijn te maken met bijwerkingen of resistentie.

 

Het gebruik van antivirale middelen bij kinderen is beperkt in verband met:

-  het niet voor alle middelen beschikbaar zijn van de medicatie in drankvorm: baby's en kleine kinderen kunnen nog geen tabletten slikken

-  de dosering van niet alle medicijnen is aangepast en/of getest voor kinderen

-  sommige bijwerkingen kunnen bij kinderen meer schadelijk zijn dan bij volwassenen

 

Hiv-remmers werken alleen goed, zolang ze in voldoende mate in het bloed aanwezig zijn. Als dat niet zo is, dan wordt het hiv onvoldoende geremd en stijgt de ‘virale load’ weer. Dan kan ook resistentie ontstaan. Een medicatie-bloedspiegelbepaling kan hierover informatie geven. De bloedspiegel is een maat voor de hoeveelheid hiv-remmer in het bloed (Dit noemt men TDM: Therapeutic Drug Monitoring). De bloedspiegel mag niet onder of boven een bepaalde waarde komen. Bij een te lage bloedspiegel is de kans groot dat het hiv onvoldoende wordt geremd. Is de spiegel te hoog, dan wordt de kans op bijwerkingen groter. De bloedspiegel van veel hiv-remmers kan bepaald worden. Op die manier kan een behandeling op maat gegeven worden. Om het ontstaan van resistentie tegen te gaan is het nauwkeurig gebruiken van combinatietherapie van zeer groot belang. Dit noemen ze therapietrouw. 

Bij combinatietherapie en therapietrouw gaat het om:

-  de pillen op tijd innemen (Hiv-remmers hoeven niet op de minuut op tijd ingenomen te worden. Meestal is er wel een speling van +/- 60   minuten)

-  geen dosis vergeten

-  per keer alle pillen innemen

-  de pillen volgens de voedselregels (sommige op nuchtere maag, andere juist met eten) innemen

Wanneer medicaite 2 keer per dag ingenomen dient te worden, betekent dit ook echt elke 12 uur. Er is geen ruimte voor uitloop langer dan 1 uur, dus maximaal 30 minuten vóór en maximaal 30 minuten ná het tijdstip vn inname. Er dient een therapietrouw van 95% of meer gehaald te worden om resistentie te voorkomen. Hieronder vind je de instructies wat te doen als inname van de medicatie problemen oplevert.

 

Sommige medicijnen hebben invloed op hiv-remmers. Ook kruiden (bv Sint Janskruid), fruitsappen (bv grapefruitsap) en drugs (bv XTC) beïnvloeden het effect van hiv-remmers. Dus als de huisarts of een andere arts medicatie voorschrijft, ook homeopatische middelen, is het belangrijk dit te overleggen met de hiv-behandelaar.

 

Hiv-remmers kunnen wel wat bijwerkingen geven. Meestal in de eerste weken nadat (nieuwe) medicatie gestart wordt. Over het algemeen verdwijnen deze bijwerkingen weer. Bijwerkingen kunnen zijn: diarree, misselijkheid, hoofdpijn, huiduitslag of onrustig slapen. Ook kunnen de medicijnen invloed hebben op het aantal witte en rode bloedcellen, het aantal bloedplaatjes, de leverfuncties, de nierfunctie. Dit wordt regelmatig gecontroleerd in het bloed.

 

Tijdens de behandeling wordt regelmatig de ‘virale load’ in het bloed gemeten, omdat een dalend of zeer laag niveau aangeeft dat de behandeling werkt. Het doel van de behandeling is verlaging van de ‘virale load’ tot het punt waarbij deze in het bloed niet meer aantoonbaar is, hoewel het virus dan waarschijnlijk nog wel in het lichaam aanwezig is. Een stijging van de ‘virale load’ kan erop duiden dat zich resistentie ontwikkelt, dat de patiënt de medicijnen niet of niet goed inneemt of dat om een andere reden het medicijn niet goed in het bloed wordt opgenomen.

 

Wat betekent het hebben van hiv voor de toekomst?

Een hiv-infectie is een chronische aandoening en op dit moment niet te genezen.

Dankzij combinatietherapie hebben hiv-positieve kinderen een bijna normale levensverwachting. Kinderen met hiv kunnen gewoon naar school, aan sport doen of een hobby uitoefenen. Er zijn geen redenen om andere dingen te moeten doen of te laten dan kinderen zonder hiv.

Een onbehandelde hiv-infectie leidt tot aids en vroegtijdig overlijden.

Een aantal aandoeningen komen bij hiv-positieve personen vaker voor, ook als zij een succesvolle behandeling ondergaan. Die aandoeningen naast hiv noemen we co-morbiditeit. Dezelfde aandoeningen komen ook voor bij kinderen zonder hiv maar minder vaak, of pas op latere leeftijd. De aandoeningen die hiv-positieve personen, ook als ze succesvolle combinatietherapie gebruiken, iets vaker krijgen zijn:

- aandoeningen aan de organen (hart, lever en nieren) en de botten

- een aantal vormen van kanker (anuskanker, Hodgkin lymfoom, leverkanker, melanoom (een vorm van huidkanker), keelkanker, leukemie, darmkanker,   nierkanker).

- (lichte) problemen met het functioneren van de hersenen

Daarnaast komt fysieke kwetsbaarheid vaker voor bij hiv-positieve kinderen.

 

Hebben andere familieleden een vergrote kans om hiv te krijgen?

Nee, iemand met hiv kan NOOIT zomaar anderen besmetten.

Het virus kan alleen overgedragen worden bij seks en bij bloed op bloed contact.

Het kan niet overgedragen worden met knuffelen, zoenen, kuchen, de wc-bril, drinken uit dezelfde beker of zelfs een kapotte knie of een bloedneus. Als je seksueel contact hebt, loop je de kans om hiv of een andere seksueel overdraagbare aandoening (SOA) over te dragen of op te lopen. Om hiv niet over te dragen en om geen andere SOA op te lopen of over te dragen is het belangrijk om veilige seks te hebben. Dit kan door het gebruik van condooms.

 

Wat te doen bij braken

Als het medicijn op nuchtere maag is ingenomen:

#  binnen 1 uur na inname: opnieuw medicatie innemen

#  langer dan 1 uur na inname: niet opnieuw innemen

#  bij aanwezigheid van restanten medicatie in braaksel: altijd medicatie opnieuw innemen.

 

Als geneesmiddel met voedsel is ingenomen:

#  binnen 3 uur na inname: opnieuw medicatie innemen

#  langer dan 3 uur na inname: niet opnieuw innemen

#  bij aanwezigheid van restanten medicatie in braaksel: altijd medicatie opnieuw innemen.

 

Neem contact op met het ziekenhuis als:

-  het braken langer dan 1 dag aanhoudt

-  bij ernstige diarree (vaker dan 6x per dag) en dit duurt langer dan 1 dag

-  wanneer het kind weigert de medicatie in te nemen 

 

Wat te doen als de medicatie vergeten is

Voor de meeste medicatie geldt:

Het middel dat men vergeten is, direct alsnog innemen. Vervolgens kan men dan het gewone schema weer volgen, ongeacht op welk moment je er achter komt dat het vergeten is. Hierdoor zal tussen de 2 innamentijdstippen minder tijd zitten dan normaal. Het gevolg hiervan kan zijn dat er tijdelijk hogere piekconcentraties van het medicijn in het bloed aanwezig zijn. Dit kan tijdelijk bijwerkingen geven. Dit weegt echter op tegen het risico van een te lage medicatiespiegel in het bloed.

Kijk ook op bijsluiter van de medicatie.

Bij twijfel kan je altijd natuurlijk overleggen met het ziekenhuis.

 

 

Terug